Het Profetisch Woord in grote lijnen

 

2 Petr. 1:19 “En wij achten het profetische woord daarom des te vaster, en gij doet wel er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de Morgenster opgaat in uw harten”.

Het profetisch woord heeft een zeer belangrijke en ruime plaats in de Bijbel. Stel dat u alle profetieën uit Gods Woord zou verwijderen, dan zou u nog slechts een klein en dun Bijbeltje overhouden.

De Bijbel onderscheidt drie groep van mensen: Joden, Grieken en heidenen (d.w.z. ongelovige mensen): 1 Cor. 10:32 “Geeft noch aan Joden, noch aan Grieken (heidenen), noch aan de gemeente Gods aanstoot”.

Met elk van deze drie groepen heeft God een plan. Het OT bevat voornamelijk de geschiedenis van God en Zijn volk Israël. We lezen over de aartsvaders Abraham, Izaäk en Jakob en hun nazaten.

Bij het doorbladeren van het OT valt telkens weer de trouw van God aan Zijn verbondsvolk Israël op. Israël is echter telkens weer ontrouw jegens hun trouwe God. Hun ontrouw vindt een climax als ze de Messias kruisigen op een heuvel buiten Jeruzalem, overigens waren hierbij ook de heidenen (de Romeinen) aanwezig! Na deze daad volgt het oordeel van God, Zijn volk wordt verstrooid (de diaspora).

Gods bemoeienis van God met Israël wordt tijdelijk onderbroken. Tóch, ondanks het ongeloof van (een groot deel van) Israël, gaat God Zijn plannen met Israël uitvoeren. Er zal een tijd komen dat Hij de vervallen hut van David weer zal opbouwen (Hand. 15:16 en Amos 9:11).

Tal van profetieën uit het oude testament, waar God spreekt over Israël, zullen nog worden vervuld als de Here Jezus vanuit Jeruzalem over Israël en de hele wereld zal regeren. Daarnaast heeft God een plan met de gemeente, de kerk.

De gemeente is ontstaan ten tijde van de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag zoals in Handelingen 2 beschreven. De gemeente bestaat uit alle mensen die geloven dat Jezus Christus hun Verlosser en Heiland is, dus gelovigen uit de Joden én de heidenen.

De periode van de gemeente heeft een duidelijk begin (1e Pinksterdag) en een duidelijk einde, de opname van de gemeente (Joh. 14:1-3, 1 Thess.4:13 e.v., 1 Kor. 15).

Na de opname van de gemeente zal God de draad met Zijn volk Israël, zoals begonnen in het OT weer oppakken. Er zal een zeer zware tijd komen voor Israël en we zien in onze tijd dat deze tijd nabij is.

Israël komt steeds verder alleen te staan, de druk wordt al steeds groter en zal eindigen in de periode die in Gods Woord de grote verdrukking wordt genoemd. (Matth. 24:21).

Deze periode wordt in het OT vaak aangeduid als de Dag des Heren, daarbij lezen we heel vaak woorden als “geducht, duisternis, verwoest, brandende toorn” etc. Dit duidt aan hoe deze dag zal zijn, uit de context kunnen we opmaken dat een dergelijke dag nog nooit heeft plaatsgevonden.

Aan het einde van deze periode van benauwdheid zal de Here Jezus terugkomen op de Olijfberg, Hij zal het gelovige deel van Zijn volk verlossen en daarna zal Hij 1.000 jaar regeren vanuit Jeruzalem. Dan zal er ware gerechtigheid heersen op aarde, dus onder Zijn bewind.

In die tijd zullen alle volken jaarlijks optrekken naar Jeruzalem om het Loofhuttenfeest te vieren. Het zal een tijd zijn van ongekende vrede op aarde. Satan zal gedurende deze periode zijn gebonden.

Na deze 1.000 jaren zal satan worden vrijgelaten en zullen vele mensen zich onder leiding van satan en ondanks hun recente ervaringen van vrede en gerechtigheid ten tijde van de regering van de Here Jezus keren tégen de Here Jezus.

Dan zal plaatsvinden wat geschreven staat in Openbaring 20:7 e.v. de Here Jezus zal ingrijpen en het laatste oordeel vellen. De satan wordt geworpen in de poel van vuur en zwavel. Daarna zal er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komen waarop gerechtigheid zal wonen, omdat God alles en in alles is dankzij het werk van Zijn Zoon, onze Here Jezus Christus.

Aan het begin is ook geschreven over de drie groepen mensen (joden, heidenen en de gemeente). We hebben zeer in het kort de grote lijn vermeld van Israël en de gemeente, dus rest ons nog de categorie heidenen.

Tot de heidenen worden gerekend al de mensen die hun vertrouwen niet op de Here Jezus hebben gesteld. Hen wacht een vreselijk oordeel, de eeuwige scheiding van God, de eeuwige duisternis, want “er is ook onder de hemel geen andere naam (=Jezus Christus) aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden”.

Hoe zit het dan met al die mensen die nog nooit van Hem hebben gehoord? We weten dat God rechtvaardig is en rechtvaardig handelt. Hij kan worden gekend uit de natuur (Ps. 19:2 “de hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt het werk Zijner handen”). Dat is een prediking zonder woorden, die toch uitgaat over de hele wereld (Ps. 19:4,5). Ook de apostel Paulus spreekt, door de Heilige Geest ingegeven, duidelijk over het getuigenis van Gods eeuwige kracht en Goddelijkheid, die sinds de schepping van de wereld uit Zijn werken gekend en doorzien worden, zodat de mens die God loochent, niet te verontschuldigen is. (Romeinen 1:20). Bovendien heeft ieder mens een geweten, Rom. 2:15 “…immers, zij (de heidenen) tonen, dat het werk der wet in hun harten geschreven is”. Ieder mens kan Hem dus kennen uit de natuur en/of door hun geweten en Hem als gevolg daarvan in zijn/haar leven eren. Dus in hun doen en laten rekening houden met de Schepper die zij niet persoonlijk kennen, omdat Hij niet door het Woord aan hen is geopenbaard, dan zal God hen oordelen naar hun werken, Rom. 2:5,6 “... het rechtvaardig oordeel Gods, die eenieder vergelden zal naar zijn werken”. Wij, die mogen behoren tot de gemeente van Jezus Christus, mogen in onze levenswijze aan anderen laten zien wie Jezus is. Zo kan ieder die Hem niet kent een verlangen krijgen om Christus te leren kennen. Ook door te getuigen van Zijn grote Liefde, welke zichtbaar geworden is in het voor ons plaatsvervangend sterven van Gods Eniggeboren Zoon Jezus Christus, en door het evangelie hierbij in waarheid met anderen te delen / te verkondigen, bidden we dat de buitenstaanders Hem aannemen als hun persoonlijke Verlosser en Heer. Zij gaan dan over van de duisternis naar Het Licht.